Met ontstegen niet bedoelend, dusdanig overmeesterd dat hij het achter zich heeft kunnen laten. Bezie de wereldellende maar, oorlogen en agressie en geweld blijven dominerende factoren.
Desondanks kun je verschillende ingrijpende stadia beschrijven, die in elk geval in bepaalde zin weerleggen, dat de mens het product is van zijn wereld en omgeving, inclusief zijn tijd, want tijd kun je onmogelijk schrappen, de hedendaagse mens staat werkelijk voor heel andere problemen en conflicten dan de antieke mens.
Natuurlijk is de mens ontstaan uit een lange evolutionaire geschiedenis (de weinigste mensen heden ontkennen dat de mens een product is van deze evolutionaire geschiedenis) waarbij het aanpassen van het fysiek organisme aan de leefomstandigheden de heersende factor was en de heersende drijfveer. Aanpassen betekende overleven, in de realiteit van eten of opgegeten worden, (en overgeleverd zijn aan natuurelementen) was overleven een dominante factor.
Daaruit ontwikkelde zich de mens, of beter het mensachtige in aanvang. Waardoor kon de mens nu ontsnappen uit deze "klem" - zonder uitvoerig de toenemende hersenstructuur te noemen - Van een aan de natuur overgeleverd schepsel was de belangrijke sprong voor de mens vanaf het bestaan en overleven in de natuurlijke wereld, de natuurlijke wereld geleidelijk leren begrijpen.
Door het begrijpen van de wereld ontwikkelde hij vuur en zaden, bewerkte hij gronden, en maakte zichzelf daardoor het overleven stukken gemakkelijker. Dit zou je het overmeesteren van de natuur kunnen noemen, door die natuur eenvoudigweg te leren begrijpen. Deze samenhangen verbeterde het menselijk leven, in plaats van slechts te overleven in een harde brute realiteit, en daaraan te zijn onderworpen, de realiteit andersom te leren onderwerpen aan hemzelf.
Dat zou je een extreem belangrijke ontwikkeling kunnen noemen, voordat hij als denkende en scheppend wezen verder ging en de gehele mechanische realiteit creëerde.
In dit in zichzelf steeds verder overstijgende bewustzijn, ontwikkelde hij kennis en technologie, maar in hoeverre was en is de mens gedegradeerd tot een vorm van zelfbeperking?
Je kunt er een volledig filosofisch issue van maken, je kunt daarbij uitgaan van het gegeven dat de mens in zijn biologische vorm gericht is op het leven en overleven op deze biologische planeet, en daarom nooit deze samenhang van beiden kan ontstijgen. Maar dit schijnt mij onwaar. Niet alleen op wetenschappelijke basis zijn mensen tot opmerkelijke theorieën gekomen, die telkens de realiteit Im Frage stellen. De mens heeft zichzelf bovennatuurlijke werelden en 'werkelijkheden' kunnen verbeelden, hij heeft zichzelf goden geschapen en andere uitzonderlijke verbeeldingen, die boven de natuurlijke realiteit uitstijgen.
Het gaat er hierbij niet om of iets bestaat of niet, het gaat om de vraag naar de menselijke beperkingen en limiet.
Wanneer je probeert stellig te maken dat de mens nooit boven zijn aan de natuur gebonden realiteit kan uitstijgen, en daarom nooit de werkelijkheid kan voorstellen als zoveel rijker en meer ongelimiteerd, waar baseer je dan de oorsprong op van bijvoorbeeld religies? Het is maar halfwaar of überhaupt niet waar, dat de menselijke geest ook hierin zichzelf niet kan ontstijgen. Dat heeft hij immers al gedaan.
Veel mensen voelen zich een deel van iets zoveel of oneindig groters, zonder dit grotere nauwkeurig te kunnen beschrijven of begrijpen, de link is wél gelegd. De mens is in staat zich transcendente of onmogelijke werelden voor te stellen. Het is meer een kwestie van voorkeur.
Voor de materialist of atheïst of de reductionist bestaat er uitsluitend "de materie". Je kunt je afvragen waarom dit zo is. Misschien vanwege de samenhang van het lichamelijk bestaan dat zich continue moet aanpassen aan zijn natuurlijke wereld, omdat het hier en nu moet functioneren, waardoor hij zich geen grotere werkelijkheid kan voorstellen. Misschien is de materialist gelimiteerd. Daarbij kan hij de fout maken, te veronderstellen dat de materiële realiteit de ganse werkelijkheid beschrijft, en dat hij dus ook of anders teneinde de vinger zal leggen op het ganse.
Daarmee suggereert hij dat het denken er perfect voor is gemaakt, ja zelfs voor geschapen, om het alles te begrijpen en te kunnen bevatten. Ik vraag me af waarom dat zo zou zijn, het schijnt mij absurd en een vorm van geloof in zichzelf, dat het menselijk denken en de werkelijkheid voor elkaar zijn gemaakt.
De urgentie van het denken, ook evolutionair, was altijd het handelend overleven als organisch mechanisme, dat roept op en in zichzelf een limiet op, als het gaat om de grotere levensvragen.
Maar wil dit teneinde dus zeggen, dat de mens deze grotere levensvragen niet vermag te stellen? Dat is toch wat we momenteel aan het doen zijn, ik bedoel al de filosofen..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten